Vlinders in de tuin

Bijna iedereen vindt vlinders schitterend en heel bijzonder. Hun fladderende vlucht heeft iets aandoenlijks. Vlinders vliegen uiterst efficiënt. Een vlinder verbruikt vliegend veel minder energie dan een bij of wesp. Het is geweldig als er een op je arm neerstrijkt en zijn stralende vleugels van dichtbij laat bewonderen. Vlinders zijn fantastisch!

 

Lok vlinders je tuin in 

Een goede vlindertuin kan niet zonder paarse, blauwe en gele bloemen, vlinders zien die kleuren het beste. 
Zorg voor een afwisseling van hoge en lage planten, zo kunnen de vlinders lekker dartelen in je tuin. 
Het is belangrijk dat er van voor- tot najaar bloemen bloeien in de tuin.
Vlinders leven van de nectar uit de bloemen en er zijn voorjaars- en zomer/najaarsvlinders. 
Wist je dat er veel rupsen en poppen overwinteren tussen afgevallen blad?
Ruim daarom niet alle bladeren op, maar laat de natuur ook af en toe zijn gang gaan. 

 

5 Tips voor een vlinderrijke tuin 

1. Gebruik geen chemicaliën en pesticiden.
2. Zorg voor bloeiende, nectarrijke planten van het vroege voorjaar tot laat in de herfst, zoals voorjaars- en zomerbollen, vlinderstruik (Buddleja), hemelsleutel (Sedum), guldenroede, lavendel, koninginnekruid (Eupatorium), rode valeriaan en ijzerhard (Verbena bonariensis).
3. Laat waar mogelijk waardplanten (waarvan de rupsen van de vlinders kunnen eten) staan, liefst ook een plukje brandnetels, maar verder bijvoorbeeld ook brem, koolzaad, struisgras en moerasspirea.
4. Creëer hoogtes en laagtes in de beplanting, met struiken en (kleine) bomen; dat zorgt ervoor dat vlinders makkelijk hun weg kunnen vinden.
5. Maak de tuin niet te netjes en snoei afgestorven planten pas in het voorjaar, zodat eitjes, vlinderpoppen en rupsen kunnen overleven.

 

Heel belangrijk: vlinders beschermen

Dat betekent niet alleen dat je ze lekker hun gang moet laten gaan. Je kunt ook zorgen dat er veel meer in je buurt komen: in de tuin of vlakbij huis. Dat kan met planten. Veel vlinders hebben speciale planten (waardplanten) nodig om hun eieren op af te zetten. Uit die eieren groeien rupsen die zich verpoppen en dan weer vlinders worden. Op deze bladzijde staan een paar lijstjes van planten waar vlinders dol op zijn. Sommige kun je heel makkelijk zaaien. Zoek in het tuincentrum maar naar de juiste soorten. Als je die gewoon op open plekken lukraak uitzaait (guerrilla- tuinieren noemen ze dat), dan schieten daar vanzelf planten uit op, waar weer de mooiste vlinders op afkomen. Wel even op het zaadzakje of -pakje lezen wanneer je ze het beste kunt zaaien.

 

Toppers onder de vlinderplanten

  • Vlinderstruik (Buddleja davidii) 
  • IJzerhard (Verbena bonariensis)
  • Lavendel (Lavandula)
  • Wilde marjolein (Origanum vulgare)
  • Beemdkroon (Knautia arvensis) 
  • Damastbloem (Hesperis matronalis)
  • Hemelsleutel (Sedum spectabile)
  • Herfstaster (Aster novi-belgii)
  • Koninginnenkruid (Eupatorium purpureum)
  • Rode zonnehoed (Echinacea purpurea)
  • Bergamot (Monarda fistulosa)

 

Goed kijken

Omdat dagvlinders in rust hun vleugels meestal niet uitgestrekt houden (zoals ze wel vaak in veldgidsen staan) is er soms geduld nodig om ze goed te herkennen. De onderkant van hun vleugels ziet er meestal heel anders uit dan de vaak heel kleurrijke bovenkant. De bovenkant is vaak goed te zien als de vlinders in de zon zitten. Sommige vlinders (bijv. de citroenvlinder heidevlindertje) houden als ze zitten hun vleugels schuin om maar zo min mogelijk schaduw te maken (dan vallen ze minder op en dat is veiliger).

 

Lepidopterologie

Iemand die alles van vlinders weet, is een lepidopteroloog. Vlinders behoren tot de orde van de Lepidoptera (= insecten met beschubde vleugels). Als je goed kijkt kun je bij de meeste soorten de schubjes zien. Die schubjes zijn heel teer. Pak vlinders daarom liever niet vast.

 

Het vlinderlijf

Een vlinderromp bestaat uit drie stukken: de kop, de borst en het achterlijf. Vlinders hebben net zoals de meeste insecten zes poten, maar bij sommige zijn de voorste poten bijna verdwenen. Aan de borst zitten twee paar vleugels vast: voor - en achtervleugels die heel verschillende vormen kunnen hebben. Aan hun kop hebben ze behalve ogen meestal een roltong (een soort buis) waarmee ze nectar uit bloemen of sap uit overrijpe vruchten kunnen zuigen. Verder hebben ze antennes op hun kop waarmee ze enorm goed kunnen ruiken. Dat is nodig om de mannetjes de vrouwtjes te laten vinden en om geurende bloemen te kunnen traceren. Bij dagvlinders zit aan het eind van de antennes vaak een knotsvormige verdikking, bij nachtvlinders lijken de antennes meer op draadjes of fijne, smalle (vogel)veertjes. Vlinders zijn koudbloedig. Ze moeten zich in de zon opwarmen.

 

Zo leven vlinders

Vlinders leggen dus eieren op waardplanten. Uit die eieren komen op een gegeven moment rupsen die onmiddellijk gaan eten van de planten waarop ze zijn geboren. Vlinderrupsen kunnen allerlei kleuren hebben. Soms hebben ze een harig lijf. Daar kun je beter afblijven. Die haren kunnen soms heel irritant zijn. De meeste rupsen hebben drie paar voorpoten en vijf paar buikpoten met haakjes aan het achterlijf. Met de haakjes houden ze zich vast. De rupsen eten voortdurend door en groeien dan stevig. Daarom moeten ze vervellen, want op een gegeven moment passen ze niet meer in het velletje dat ze hebben. Na enkele vervellingen gaan ze zich verpoppen. Ze spinnen zich ergens in en dan gebeurt er iets ongelooflijks. In de pop verandert de rups in een vlinder die zich eruit werkt, de vleugels oppompt tot ze stevig zijn en de wijde wereld invliegt. Sommige vlinders leven maar één seizoen, andere kunnen jaren oud worden. Er zijn ook trekvlinders die soms duizenden kilometers vliegen, naar het zuiden als het koud wordt en in de lente weer terug.

 

Ruim in het najaar afgevallen blad niet helemaal op. Er overwinteren veel rupsen en poppen tussen.

Wil je nog meer weten over vlinders? Kijk dan op www.vlinderstichting.nl. Of kom in de maand juni naar ons tuincentrum.